EXPERIMENTEREN
Tijdens het onderzoeken van de lessen over materiaal ontdekken is er een stap overgeslagen, namelijk het experimenteren met materialen. In dit hoofdstuk staat het experimenteren met materiaal centraal. Net zoals de vorige hoofdstukken zijn de lessen ontworpen vanuit het perspectief van een designer. Verschillende designers zijn onderzocht waarbij de zoektocht naar het gebruik van materialen zich in het midden bevond. Hoe experimenteren ontwerpers en hoe kan dat worden toegepast in de lessenreeks. Het doel van het experimenteren, is de grenzen van materiaal ontdekken. In dit hoofdstuk wordt de volgende deelvraag beantwoord: ‘Hoe kun je kinderen laten experimenteren?’
Van inspiratie naar les
Bij het project van de racebaan was duidelijk terug te zien dat de jongens aan het experimenteren waren geraakt. De uitvinding had een functie gekregen en het materiaal moest hieraan voldoen. De jongens zijn net zo lang door gaan zoeken, tot zij het gewenste resultaat hadden behaald. Het autootje moest namelijk over de racebaan kunnen rijden. Door het gegeven materiaal en hun eigengemaakte doel is het gelukt om te experimenteren en de grenzen van het gebruik van materiaal op te zoeken. In vergelijking met het lava pak project is duidelijk op te merken dat het lava pak alleen bestond uit een concept en er een functie ontbrak. Een concept een functie geven is dus voor de experiment fase essentieel. Kinderen zullen zelf niet altijd een functie kunnen bedenken. Het is aan de docent om het creëren van functies toe te voegen aan de opdracht. Zodoende wordt het experimenteren met materiaal uitgelokt.
Voor de opdracht blijft papier de verplichte materiaalkeuze. Binnen de groep van de racebaan is waargenomen dat de kinderen meer uit het materiaal kunnen halen zolang zij blijven experimenteren. De volgende opdracht werd in het vervolg van de lessenreeks aan de kinderen gegeven: ‘Ontwerp een kruk waar echt op gezeten kan worden’. Het concept is een stoel, de functie is dat erop gezeten kan worden. De kinderen zullen worden uitgedaagd, omdat papier van zichzelf geen stevig materiaal is. De volgende voorwerpen zijn beschikbaar gesteld op de instructietafel: A3 en A4 papier, scharen, plakband, tape, lijm en nietmachines. Papier is de materiaalkeuze omdat kinderen dit kennen en er al relatief veel mee werken. Voornamelijk kennen kinderen papier door erop te schrijven of te tekenen. Kinderen worden geprikkeld om meer mogelijkheden te zien in het gebruik van papier. Het materiaal wordt doorgaans niet gebruikt voor meubels, zodoende moeten de kinderen out of the box gaan denken en handelen. De kinderen worden geïntroduceerd met het begrip experimenteren. De les start met de uitleg van het begrip. De vragen die aanbod komen zijn: Wat is experimenteren? Hoe kun je experimenteren? Heb je al een keer geëxperimenteerd? Er zal aan de opdracht wederom in groepen worden gewerkt.
De toegevoegde waarde van werken in teams omschrijft Emiel Heijnen mooi in het volgende stuk ‘’Collectieve kunstproductie en (online) interactie met mensen buiten de school worden aangemoedigd. Samenwerkend leren draagt bij aan motivatie, sociale vaardigheden, creatieve processen en diepere vormen van kennis. Dit wordt weerspiegeld in de buitenschoolse beeldende praktijk: informele beeldmakers gebruiken netwerken en gezamenlijke producties om ervaringen en expertise uit te wisselen. Professionele kunstenaars geven aan dat samenwerking hun werkproces intensiveert, interdisciplinariteit bevordert en bijdraagt aan de kwaliteit van hun werk. Interactie met mensen buiten het klaslokaal vergroot de mogelijkheden om betekenisvolle verbanden te leggen tussen de leergemeenschap en de realistische contexten.’’ (Heijnen, sd) Emiel Heijnen linkt educatie eveneens aan buitenschoolse beeldende praktijken. Dit ligt in lijn met het uitgangspunt van het onderzoek, daar de onderzoeker tracht om basisscholen kennis te laten maken met de designwereld, een buitenschoolse praktijk.
Om het belevingsvermogen van de kinderen zo veel mogelijk te stimuleren, dient de docent de kinderen te prikkelen. In het kader van een stoel van papier waar iemand op moet kunnen zitten, zullen de kinderen verder moeten denken dan de standaard vorm van een stoel. Het voorbeeld van de tas met oneindige bodem, is hierin een goed begin. De vorm van de tas moest uiteindelijk uitwijken naar een nieuw soort verschijningsvorm om de functie van het concept te contouren.
Materiaal onderzoeken.
In de les zijn de kinderen gaan onderzoeken of de stoel stevig genoeg is. In deze fase wordt het materiaal ontdekt en zijn de kinderen aan het experimenteren. Er wordt iets gemaakt, vervolgens wordt het getest en eventueel verbeterd. Van tevoren is er geen voorbeeld gegeven om te voorkomen dat de kinderen dit zullen namaken. Kinderen testen de kruk door te kijken of erop gezeten kan worden.
Conclusie: Materiaal onderzoeken.
Tijdens het experimenteren is duidelijk geworden dat niet elk kind gewend is out of the box te denken. Een aantal ervaarden een moeilijke uitdaging. Het is duidelijk wanneer de opdracht geslaagd is. Zodra er op het ontwerp gezeten kan worden, is de experimentele fase succesvol geëindigd.


Tools gebruiken om het materiaal te bewerken
Tijdens het maken van de kruk was een van de groepen begonnen met de poten van de stoel. Voor de kinderen was het evident dat een rol papier als poot niet stevig genoeg zou zijn. Naast het papier mogen de kinderen ook gebruik maken van tape, nietmachines, scharen en plakband. De poot van de kruk werd voorzien van tape. Ondertussen was de poot van boven naar beneden met meerdere lagen rond getapet. Een van de kinderen gaf te kennen dat het papier veel te slap is. “Dus we hebben tape gebruikt om het stevig te maken.”
Conclusie: Tools gebruiken om het materiaal te bewerken
De tools zijn de hulpmiddelen waarmee het materiaal mag worden bewerkt. Voorgenoemde groep heeft de tape gebruikt om de kruk stevig te maken. Echter was het doel dat de kinderen zouden gaan experimenteren met papier in plaats daarvan werd het hulpmiddel een kernmateriaal. De kinderen dienen geïnstrueerd te worden, onderscheid te kennen tussen het primaire materiaal en de inzet van hulpmiddelen.



Experimenteren en spelen
Opvallend was dat bij sommige groepjes het experimenteren vertaald werd naar spelen. Dit was te herkennen aan de lichaamshouding van de kinderen. Ter illustratie een groepje had het niet meer over een kruk maken, maar is tijdens het experimenteren andere dingen gaan maken met het papier. Het groepje heeft tot 10 keer toe een zitting gemaakt, zonder de voorgaande zitting te verstevigen. Het was de groep niet duidelijk wat volgende stap zou kunnen zijn om de kruk te verbeteren. Zo schreef Alison Gopnik: “Spel is wat je doet als je niet probeert iets te doen. Het is een activiteit waarbij het de bedoeling is dat je geen doel hebt.” (Gopnik, 2016)
Conclusie: Experimenteren en spelen
Naar aanleiding van voorgaande situatie is duidelijk geworden dat spelen en experimenteren heel dicht bij elkaar liggen voor kinderen. Volgens Kohnstamm: “Als een kind speelt, wil het daar niets speciaals mee bereiken. Het bezig zijn is een doel op zichzelf. Als een kind gericht is op het bereiken van een resultaat (bij sport of bij dingen maken), dan kan dat volgens Kohnstamm niet tot spelen gerekend worden.’’ (Kohnstamm, 2009) Het is dus belangrijk dat er middenweg ontstaat en dat de kinderen aan het eind van de les iets hebben gecreëerd met het materiaal.
Uitgedaagd worden door het materiaal.
Alle kinderen hebben naar het kleine krukje gekeken en iedereen kreeg een onderdeel om uit te werken in het groot. Toen de kruk eenmaal in elkaar zat, kon er niet op de kruk gezeten worden. De kinderen gaven aan dat er niet genoeg poten onder de zitting zaten. Er werd met handen op de zitting gedrukt om na te gaan of de stoel stevig genoeg was. Er werden op verschillende manieren poten gemaakt van de kruk en dit lieten de kinderen aan elkaar zien. Welke poot is het sterkst en hoe heb is dat gemaakt, want dan kunnen de andere kinderen van het groepje soortgelijke poten maken. De technieken werden met elkaar gedeeld. De taken werden opnieuw verdeeld en uiteindelijk was er een kruk gemaakt waar iedereen op kon zitten.
Conclusie: Uitgedaagd worden door het materiaal.
Kinderen hebben geschikt met het materiaal. Het materiaal daagde de kinderen uit door het oorspronkelijke plan te veranderen. Opnieuw moesten er dingen uitgeprobeerd worden. Zo leerden de kinderen samen het materiaal kennen. De opdracht maakt dat de kinderen gaan experimenteren en zo meerdere opties afwegen ten aanzien van de stevigheid van het materiaal.


Door te experimenteren leren kinderen materialen ontdekken, zonder dat de docent dit hoeft voor te doen. Door in groepsverband te experimenteren, leggen kinderen gedachtes en keuzes uit aan elkaar. Het belang van samenwerken werd in het laatste voorbeeld goed merkbaar. Hierover zeggen Freek Velthausz & Hubert Winters het volgende: “Ondernemen, initiatieven nemen is van levensbelang. Je hoort nooit dat mensen succesvol zijn, omdat ze vroeger de Cito-toets zo goed konden maken. Wel hoor je van succesvolle mensen dat ze ondernemend zijn of goed kunnen samenwerken. Over samenwerken zijn de laatste jaren veel boeken verschenen. Toch lijkt samenwerken onbelangrijk geworden, omdat het onderwijs wellicht gedwongen door de buitenwereld, steeds meer individualiseert. Juist in een Jenaplanschool moeten we, ook ouders, wijzen op het belang van samenwerken: Je leert door de ander. Als je samenwerkt dan kun je: delen met andere, andere bedenktijd geven, je verplaatsen in een ander, aanwijzingen volgen en geven, andere helpen, hulp ontvangen en je houden aan afspraken.’’ (Velthausz & Winters)
Experimenteren draagt de betekenis dat er een proces aanvangt, waar het einddoel van tevoren onbekend is. Daar dient tijdens het proces antwoord op te komen. Er worden keuzes gemaakt in het proces, deze worden uitgeprobeerd, ontdekt en gecreëerd. Tijdens het experimenteren raken participanten bewust van de stappen die ondernomen worden.